Toet & Co: Ai rest mai Kees

Het begon met de reclame van één of ander vaag biermerk (ik ben geen bierdrinker dus alle biermerken zijn vaag) waarin het verhaal van De held van Haarlem semi nagespeeld wordt. ‘Gepikt van Hansje Brinker,’ zeg ik, en besteed verder geen aandacht aan de reclame. Of de Boysz. Die met z’n drieën met de iPad in de weer zijn. Om het levensverhaal van Hansje Brinker op te zoeken, naar later blijkt.

‘Un tearjerker,’ snottert Moeltje, en pinkt een traantje weg. ‘Wat een dappere jongen,’ snift Rozi, en haalt toeterend zijn neus op. ‘Ik geloof er geen biet van,’ bromt Toet. Zijn vriendjes kijken hem met grote ogen aan. ‘Dokters opereren niet bij mensen thuis,’ zegt Toet stellig. ‘En dan wint dat joch die schaatswedstrijd en de dokter vindt zijn zoon terug. Allemaal in één boek. Dat is gewoon veel te veel.’ ‘Misschien,’ weifelt Rozi. ‘Maar dat verhaal over dat jongetje wat zijn vinger in de dijk steekt, dat is toch wel waar?’ Toet lijkt even te aarzelen, en zegt dan resoluut, ‘Daar geloof ik geen radijsje van, maar……’ Wat hij daarna zegt kan ik niet verstaan.

Een uurtje later vragen de Boysz of het niet weer eens tijd wordt om te gaan wandelen. ‘Wai wanna see de hoge water met our eigen eyes,’ zegt Moeltje. ‘Ja,’ piept Rozi, ‘Of de steen van Toet echt onder water is verdwenen, net als de wei van de schaapjes. Toet zegt niets, glimlacht slechts.

Tien minuten later zijn de heren het erover eens dat ik niet heb overdreven. Het weiland is verdwenen, net als de baai waar Toet ging steen-zitten.

We, lees ik, want de heren zitten warm en droog en de rugzak, wandelen verder over het glibberige pad. Over de Stadsbrug naar Blerick.

Ook daar wandelen we tussen de dijk en het water door. Een voorbij varende boot zorgt voor golven die klotsend tegen een opstaand randje aanrollen. Plassen en rommel aan onze kant van het randje laten zien dat het water hoger heeft gestaan. Dan springt Toet uit de rugzak en loopt naar het randje toe en bestudeert het aandachtig. ‘Dit lijkt wel een beetje op een dijk toch?’ vraagt hij dan om, zonder op mijn antwoord te wachten, zijn knuistje onder tegen het randje te leggen en voorzichtig te gaan duwen.

‘Wat doe je Toet,’ piept Rozi. ‘Je wordt helemaal vies.’ ‘Kijken of dat verhaal klopt,’ antwoordt de muis. Even is hij stil, dan zegt hij, ‘Ik voel water. Net als dat jongetje.’ Met zijn knuistje in de semi-dijk staat hij stokstijf stil. Eén minuut. Vijf minuten. Tien minuten. Water begint van zijn arm te druppelen. Om zijn voeten vormt zich een waterplas. ‘Zie je wel dat het niet kan,’ zegt hij triomfantelijk. ‘Je kunt met je vinger geen dijkdoorbraak tegenhouden.’ ‘Det is omdet joe een knuffel is,’ bromt Moeltje. ‘De water finds a weg door your fluff en stuff heen. Piepels sain more solid. Piepels kunnen det wel.’

‘Het gaat niet om het water dat door mijn fluff en stuff loopt,’ roept hij. ‘Het gaat erom dat het water het gat steeds groter maakt, kijk maar.’ Terwijl hij dit zegt, duwt hij zijn knuistje steeds verder het gat in. ‘Water zoekt en vindt altijd een weg. Dat vingertje was al heel snel niet meer genoeg. Het jongetje niet groot en sterk genoeg om het water tegen te houden.’ Precies op het moment dat Toet dat zegt, beukt de Maas met volle kracht tegen het zwakker wordende randje aan. Het gat waar zijn arm zit barst open. Toet meesleurend stroomt het water door het gat heen. De plas aan de andere kant van het randje breidt zich uit. Toet krabbelt overeind, wringt zijn staartje uit en zegt, ‘Ai rest mai Kees. Het gat wordt gewoon groter. Een vinger kan geen dijkdoorbraak tegenhouden.’

Soppend zet hij het op een rennen. ‘Wie het laatste bij de bankjes in de haven is, is een sukkel,’ roept hij. De twee kleintjes en ik voelen ons niet geroepen om zijn tempo te volgen. Wat hij niet, en wij wel zien omdat onze ogen wat verder van de grond vertoeven, is dat het water deze wedstrijd gewonnen heeft. Het kanon, de bankjes, en zelfs de steiger, staan onder water.

Ieder in zijn eigen gedachten verzonken staren we over het water. Tot Toet’s tanden beginnen te klapperen van de kou. Het is tijd om naar huis te gaan. Driemaal raden wie die avond wederom een ritje wasmachine mocht maken. 🙂

~~~~~~~~~**********~~~~~~~~

Voor de nieuwe lezers: Toet is een Cliniclown-muisje met een eigen willetje, Rozi, Rozifantje voluit, is een creatie van Appelig (en daarmee one-of-a-kind) en Moeltje is en Amerikaanse bruine (beany) beer, die lang geleden in het koffertje van Zoon mee naar Nederland is gekomen. Hij verblijft hier min of meer illegaal.

9 Comments

  1. Heel goed van Toet. Even kijken of het wel klopt. Daar heb je natuurlijk graag een natte staart voor over. Mooie foto’s, trouwens.

    Like

    1. Natte staart? Hij was nat tot op zijn fluff en stuff en de modder zat overal. Zelfs tot in zijn denkbeeldige snorharen.
      Maar hij is weer schoon en droog. Alles voor de wetenschap. Of zoiets.

      Like

    1. Ik had nog wel linkjes geplaatst voor de mensen die het verhaal niet helemaal meer op het netvlies hebben staan..

      Like

  2. Heerlijk verhaal (en mooie foto’s ja!) Toen ik een jaar in Amerika woonde kreeg ik met Kerst het boek Hans Brinker cadeau. Op dat moment kende ik het verhaal niet, inmiddels wel. Jouw ‘versie’ geeft mijn (kerst)herinnering een sprankelend randje!

    Like

Reacties zijn gesloten.