Ooit had ik een collectie oorbellen waar een medium sieradenwinkel jaloers op is en droeg ik elke dag andere oorversiering. Net als de rest van mijn leven ben ik ook hier gaan minimaliseren. Tegenwoordig draag ik meestal links een klein ringetje en rechts twee even kleine exemplaren. Alleen wanneer ik een fancy pancy bui heb ga ik voor andere modelletjes.
Wandelen en fancy pancy gaan niet samen. Ik droeg gisteren dus drie kleine ringetjes in mijn oren. Op weg naar huis deed mijn rechteroor een beetje pijn. Logisch, concludeerde ik. Een van de ringetjes zat niet goed vast met een beknelt stukje vel als gevolg. Al rijdend gaat ik niet aan mijn oren prutsen dus ik deed de oorbel uit en stopte het ding in de kangoeroezak van mijn hoodie.
Pas ‘s-avonds realiseerde ik mij dat er rechts een oorbel te weinig zat. Ik pakte mijn hoodie en greep in de kangoeroezak. Ik greep mis. Ik zocht en zocht maar vond geen oorbel. Misschien op de grond gevallen toen ik dit ding uittrok, dacht ik en speurde met zaklamp en op mijn knieën de vloer af. Alwaar ik wel wat stofvlokken zag, maar geen oorbel.
Vandaag herhaalde ik alle acties. Controleerde de zak, speurde de vloer af, liep het hele huis door, volgde de route terug naar mijn auto, mestte Grumpy uit. De oorbel was in geen velden of wegen te zien. Gehuld in mijn wandelhoodie toog ik richting stad. Naast alle artikelen op mijn boodschappenlijstje kocht ik ook een paar nieuwe oorbelletjes. Want ja, dat ene oor voelt naakt met maar één ringetje.
Op weg had ik een rood stoplicht. Ik stopte eerst mijn telefoon in de kangoeroezak, toen mijn handen. Ik voelde iets kleins, hards en rond. Zucht. De oorbel. Volgende week maar even de nieuwe set terugbrengen. Eén reserve-oorbel is voor mij geen overbodige luxe, twee is overkill.



